Prins Maurits
Na de dood van zijn vader Willem van Oranje werd Maurits op 17-jarige leeftijd tot lid van de Raad van State benoemd.
In 1585 stelden Holland en Zeeland, later ook andere gewesten, hem aan als stadhouder.
In zijn rol als kapitein-generaal (bevelhebber) begon hij in 1590 met een ingrijpende reorganisatie van het Staatse leger.
Deze reorganisatie legde de grondslag voor zijn latere veldtochten, waarin hij de Spaanse troepen uit o.a. Overijssel verjoeg.
Om Blokzijl loyaal aan Holland te houden gaf Maurits verschillende rechten aan de plaats :
1589 Recht tot het hebben van Gedeputeerden. Ieder jaar werden drie Gedeputeerden,
later Burgemeesters genoemd, gekozen.
1590 Recht tot het oprichten van een waag, waar goederen worden gewogen en gemeten.
1590 Recht tot het houden van toezicht op maten en gewichten, alsmede op de zetting van het brood enz. Bovendien mochten de Gedeputeerden maatregelen nemen, waardoor binnen de Schans van Blokzijl steeds voldoende koren aanwezig zou zijn.
1590 Recht op het hebben van een eigen wapen, later uitgebreid met een eigen vlag.
1593 Recht om accijns te heffen op bier en op turf, waarvan een deel bestemd is voor de armen.
De grote betekenis van Prins Maurits voor Blokzijl blijkt ook uit het feit dat hij beschermheer was van het Grootschippersgilde en dat het na zijn dood gestichte weeshuis zijn naam draagt.